Hoe getraumatiseerde kinderen baat hebben bij de liefdestalen
Sander en Esther zijn 18 jaar getrouwd en delen hun huwelijksgeluk met drie kinderen. Jaren geleden ondervonden zij de kracht van de liefdestalen aan levende lijve. Namelijk tijdens hun werk met getraumatiseerde kinderen in een naschoolse opvang aan de rand van de sloppenwijken in Zuid-Afrika. ”Na een week móesten we een keuze maken. We besloten het onze missie te maken de liefdestalen actief met deze kinderen te spreken”.
In het dagelijks leven werkt Sander met jongeren en techniek. Esther is opticien en startte recent met een managementopleiding. Het verlangen naar avontuur en, zoals zij het noemen, ”leiding van God”, bracht hen 12 jaar geleden naar het zonnige Zuid-Afrika. Het is alweer even geleden, maar het ligt hen nog vers in het geheugen. ”Na wat ik daar in Zuid-Afrika gezien heb, ben ik 100% overtuigd van de kracht van de liefdestalen”, vertelt Sander.
Opgevoed door de straat
”In Zuid-Afrika werkten we, samen met onze kinderen van 1 en 4 jaar oud, met kinderen in een naschoolse opvang. Ze kregen hier huiswerkbegeleiding, eten en er was tijd voor fun”. Het viel Sander en Esther direct op hoe moeilijk het was om met deze kinderen te werken. ”De kinderen kwamen uit de arme sloppenwijken, waar geweld, misbruik en criminaliteit de norm zijn. De meest kinderen hadden alleen een moeder die keihard werkt om eten op tafel te kunnen zetten. De kinderen werden dus praktisch opgevoed door de straat. En dat merk je wel in hun gedrag op de naschoolse opvang”.
Sander: ”Als ik een kind een aai over de bol wilde geven, dook het in eerste instantie weg. Het was wel duidelijk dat het kind een draai om de oren verwachtte, geen liefdevolle aanraking”.
Overlevingsmindset
De opvang, die toentertijd ongeveer 40 kinderen telde, werd grotendeels gerund door locals. ”Zij zaten in dezelfde overlevingsmindset als de kinderen”, licht Esther toe. ”Daarom was het moeilijk om met hen samen te werken. En we wilden ook niet binnenkomen als die vrijwilligers die even komen vertellen hoe het moet”.
Dus besloten Sander en Esther het heft in eigen handen te nemen. ”Na een week vroegen we elkaar: wat doen we hier eigenlijk?” Door eerdere ervaringen met de liefdestalen, maakten ze een besluit. ”We besloten elke dag bewust de vijf talen van de liefde te spreken met de kinderen”.
”Het doet iets met een kind als je z’n naam kent”
Vol glas en distels
De naschoolse opvang telde ongeveer 40 kinderen. Esther vertelt: ”Voor de liefdestaal lichamelijke aanraking, gaven we regelmatig een high five. Als ze het toelieten ook een knuffel. Qua positieve woorden gaven we bewuste complimenten aan de kinderen. Ook leerden we, binnen een week, al hun namen uit ons hoofd. Dat waren best moeilijke namen, maar het doet iets met een kind als je z’n naam kent”.
Sander vult aan: ”Tijd en aandacht was nog een hele onderneming. De tuin die bij de opvang hoorde, was verwaarloosd en vol glas en distels. We hebben ruim twee weken glas geraapt en schoongemaakt, totdat de kinderen hier veilig konden spelen. We speelden spellen met hen, zoals tikkertje en rugby met de jongens. Kletsen deed Esther meer”.
”Het tafeltje”
Om de liefdestaal tijd en aandacht nóg bewuster in te zetten, bedachten Sander en Esther ”het tafeltje”. ”Aan dit tafeltje namen we ieder kind apart. Sander de jongens en ik de meiden. Tijdens het half uur dat we hen apart namen, mocht het kind kleien of tekenen of we deden een spelletje samen. Ook lazen we het boek ”Jij bent speciaal” van Max Lucado aan hen voor”. ”In het Zuid-Afrikaans”, voegt Sander eraan toe, ”dus ze hebben zich vast wild gelachen over ons Zuid-Afrikaanse accent”.
Dat de kinderen hier in eerste instantie niets mee konden, bleek uit de reacties. Sander: ”Ze waren onrustig en binnen 5 minuten weer weg. Van onverdeelde aandacht hadden deze kinderen nog nooit gehoord. Maar met de tijd veranderde er iets”.
Alle aandacht krijgen
Esther: ”Ja, dat was heel bijzonder om te zien. De kinderen gingen verlangen naar de onverdeelde aandacht. Ze vroegen steeds: wanneer ben ik aan de beurt? Ze wilden op den duur dolgraag aan ”het tafeltje” zitten, voorgelezen worden en even alle aandacht van iemand krijgen. Dat zien raakte ons diep”.
”De eerste paar weken was er ook veel passief agressief gedrag”, vertelt Sander. ”Een mooi voorbeeld van wat ik zag veranderen door de tijd, is dat er een jongetje, die moeilijk corrigeerbaar was, zich toch liet aanspreken. Hij gooide een steen op het rugbyveld en ik zei: haal ‘m eens van het veld af. Toen ik even niet keek, had hij ‘m weggehaald. Het lijkt klein, maar daarop reageren deden ze de eerste maanden totaal niet”.
”Volle liefdestanks helpen kinderen om niet te overleven, maar te leven”
Ongesneden appels
Ook de liefdestaal dienstbaarheid kwam aan bod. Esther: ”We leerden de kinderen bewust dienstbaarheid. Dus niet valsspelen, je aan regels houden. De kinderen ontdekten dat spelletjes dan veel leuker zijn. En dat dienstbaar zijn naar elkaar iets moois is”.
”Een kleine actie waarbij dienstbaarheid van onze kant kwam kijken, is het eten van appels. De kinderen kregen iedere dag een appel. Ongesneden. De kleinere kinderen kunnen dat nog moeilijk, in z’n geheel, eten. Meestal gooiden ze de appel, na een paar hapjes, alweer weg. Dus sneden we de appels voor de kinderen in vier stukjes. En dan werd het fruit wel helemaal opgegeten”.
Lastige opgave
De laatste liefdestaal, cadeaus, was voor Sander en Esther de lastigste opgave. ”Wij hechten beiden heel weinig aan cadeaus, dus spreken we die taal niet automatisch. Aan het einde van onze tijd met deze kinderen, gaven we eenieder een cadeau. Een met naam en foto gepersonaliseerde en versierde bak met een potlood, gum, puntenslijper en andere kleine cadeautjes erin”.
Niet overleven
Door de liefdestalen te spreken, vulden Sander en Esther de liefdestanks van de kinderen. Sander: ”Een kind dat uit zo’n onveilig milieu komt, heeft eerst heel wat liefdesuitingen nodig voordat hij doorheeft: ze menen het”. Esther bevestigt dit: ”Het is zaaien, zaaien, zaaien. Zoveel mogelijk liefde geven. Volle liefdestanks helpen kinderen om niet te overleven, maar te leven”.